Mara
Haat aan het vliegtuig dat het leuk vond om 2 uur vertraging te hebben. Nu ben ik waarschijnlijk de laatste die aankomt. Bovendien zijn alle lichten uit, dus iedereen slaapt al. Mokkend loop ik naar binnen.
In de hal keijk ik om me heen. Fijn. Reusachtig huis en nergens ook maar een richtingsaanwijzer te bekennen welke kant ik nu eigenlijk op moet. Misschien moet ik iemand bellen? Maar dat zou ook weer zo'n zonde van mijn beltegoed zijn. Ik loop de trap op en gooi zomaar een deur open.
De persoon die in bed ligt komt meteen overeind. Ze begint te krijsen en degene naast haar wakker te schudden. 'Wienanda, er staat daar iemand!' gilt ze. 'Ik ben...' begin ik, maar op hetzelfde moment komt de ander ook tot leven. 'Wie, waar?' Dan zij ook te gillen. Niet op de manier zoals de ander had gedaan, maar enthousiast.
Als mijn ogen eenmaal aan het donker gewend zijn zie ik wie het is. 'Wienanda!' We vliegen elkaar haast tegelijk in de armen. Mijn blik gaat naar het andere meisje die onder de dekens zit gekropen. 'Ze is bang in het donker,' zegt Wienanda grijnzend. 'Aawh,' mompel ik. Heel langzaam komt er een hoofd uit het bed tevoorschijn.
Het is Elise. 'Hoi,' grijnst ze, 'Ik dacht even dat je een horror figuur was.' 'Je kijkt teveel films,' zeg ik lachend. Elise knikt ernstig. 'Waarom ben je in godsnaam zo laat?' 'Mijn vliegtuig had vertraging,' zeg ik nors. Wienanda kijkt snel op haar mobiel. 'Het is 4 uur,' grijnst ze.
Ik zeg dat ik nogal moe ben van de reis en zoek snel mijn kamer op. Hij ziet er gezellig uit, groot vooral. Geamuseerd loop ik naar de vissenkom die er staat en kijk erin. Er zit een vis in, wat anders, en het is nog een kleine troost voor me, aangezien ik mijn katten niet mee mocht nemen.
Uitgeput laat ik mezelf op bed vallen. Ik heb niet eens de kracht meer om nog mijn pyjama uit één van de koffers te vissen. Binnen een paar seconden val ik al in slaap.